vrijdag 25 februari 2011

Versjes leren


Ik was nogal druk de laatse dagen met de vaderbeelden die worden gepresenteerd in het Lourdesboekje van dit jaar. Ik vind ze patriarchaal en daarom achterhaald. Hier trek je natuurlijk geen mensen mee.
Zo laat je niet op hedendaagse wijze zien dat God ons bewoont en ons van binnenuit teer bemint.
Het merkwaardige is dat als je God eenmaal binnen in je ervaart,
je God overal gaat zien.

Toen ook mijn zus bewust werd dat God je bewoont en dat het transformerende kracht geeft, werd ze grotendeels genezen van een ernstige chronische ziekte.
In ieder geval kon ze het invalidewagentje wegdoen.
Overigens ken ik nog iemand die dat kon doen na een zelfde soort transformatie in Lourdes.
Dan raakt ineens alles vervuld van God, van Liefde, zou je kunnen zeggen,
van genezende kracht.
Ik weet nog dat mijn zus ineens zei: Al die gezangen die wij vroeger op school moesten leren, zijn eigenlijk heel mooi en waar.
Ze vertelde me dat toen we op weg waren naar Frankrijk waar ze wilde gaan leven na deze transformatie. (Dat is ze ook gaan doen voor jaren.)
Ik keek verbaasd op en toen ze het nu volgende lied aanhief, wist ik gelijk wat zij bedoelde en zong ik meteen mee. Ik mag het nog graag zingen.
Het staat helaas niet in het Liedboek van de Kerken (te mystiek? te zweverig? zie regel 5!). We moesten er de oude bundel van 1938 antiquarisch voor aanschaffen. Het is gezang 143, waarvan het eerste couplet luidt:

Op bergen en in dalen
en overal is God!
Waar wij ook immer dwalen
of toeven daar is God!
Waar mijn gedachten zweven,
of stijgen daar is God
Omlaag en hoogverheven,
ja, overal is God!

Het is een prachtige tekst. Ik ben de hemel nog dankbaar dat het leren van die versjes voor nu heel veel oplevert. Ik ben er niet negatief door belast, dat is duidelijk.
Het was wel goed dus dat onze ouders ons naar een protestants-christelijke school stuurden.
De vaderbeelden waren ook prima.
We werden niet belast met zonde en schuld.
We waren toch vrijgekocht door Jezus, al begreep ik niet waarvan of waarom.
We waren vrij! Ik in ieder geval wel.

Het tweede couplet begint met:
'Zijn trouwe Vaderoogen zien alles van nabij!'
en eindigt met 'ja, zorgt voor 't gansch heelal!'
Let op de uitroeptekens! Het komt wel goed dus.
Ligt hier een bron van mijn geloof in Gods Voorzienigheid?

De tekst is van Christoph Christian Sturm (1740-1786), een predikant,
wiens Beschouwingen door Beethoven werden gebruikt als dagboek.
Ik hoor bij dit lied nu als het ware de zesde symphonie "Pastorale". Inderdaad, overal is God! Dat kon iemand in de 18e eeuw, zonder al te veel medische verzorging, zonder techniek, dus ook ervaren! Of misschien wel juist ervaren omdat de wereld zich toen misschien meer leende voor contemplatie en mystiek.

Toen ik gisteren zo druk was met dat blog kwamen de volgende regels bij mij binnen en ik wist ook de melodie, die mij overigens altijd erg raakt. Ik bleef het maar zingen, niet wetend uit welk lied. Het moest wel de zondagsschoolbundel "Wie zingt mee?" zijn.
Het deed me denken aan mijn advies aan een pastorant: zie een dergelijk gebeuren als afkomstig van Gods Geest. Intuïtief brengt zij het je in herinnering om je iets duidelijk te maken.

Urenlang zong door mijn hoofd:
'Aan die duizend, duizendtallen heeft die God een welbevallen...
...en niet één ontglipt Zijn oog....'
Ik wist dat het niet helemaal klopte.
Het begon te werken als een mantra. Het maakte me rustig en blij.
Ik wist niet waarom. Ten einde raad dacht ik er aan mijn zus te bellen.
Zij weet vaak nog wel waar iets staat.
Ze hielp mij al eens met de mooie zin:
'Kom met Uw zachte glans doordringen, o Zon van Liefde, mijn gemoed.'
(Gezang 7, bundel 1938, Gezang 118, LvdK).

Dan maar het boekje er bij en al zingend zoeken...
Wat wil God mij met deze zin zeggen?
Eindelijk vind ik het en raak gelijk ontroert.
Het is lied 244. Ergens achterin dus.
Vele liederen zingend bekeken om hier uit te komen.
Er boven staat: Gods Voorzienigheid. Nou, da's ook sterk!
O ja, het begint met:
'Weet gij hoeveel held're sterren aan de blauwe hemel staan?'
(Ik voel me net als Bernadette vereerd dat ik met gij word aangesproken.)
Okay, dat 'en niet één ontglipt zijn oog', komt uit het eerste couplet.
Maar wat volgt er dan op
'Aan die duizend, duizendtallen
heeft die God een welgevallen....'?
Ik vind de zin in couplet 3.
Ik weet nu wat God me wilde vertellen.
Je moet het ook nog twee keer zingen!
Een brok in mijn keel, tranen in mijn ogen:

en ook mij bemint Hij teer.
en ook mij bemint Hij teer...