maandag 28 februari 2011

Schola Contemplationis


Het is tegenwoordig een rustige dag: de dag dat ik naar de schola contemplationis ga in D. bij de trappisten. Vriendin M. gaat niet meer mee.
Dat is even wennen. Geen koffie meer tevoren. Niet meer erna ergens gezellig gaan eten. Gewoon een studiedag. Na wat spannende bijeenkomsten waarbij een aantal mensen afhaakten, onder anderen M. dus, is er nu weer rust.

We gaan weer met de tekst om zoals in het begin, zo'n zeven jaar geleden.
We blijven binnen het kerkelijke en historische kader en proberen de tekst zo goed mogelijk te begrijpen.
Vandaag lazen we Collatio 20 van Cassianus. Het handelt over boetedoening en de vruchten ervan. Nu ben ik persoonlijk boetedoening niet erg toegedaan.

Ik vind dat het Evangelie daartoe geen enkele aanleiding geeft. Ik vind het haast onbegrijpelijk dat er zo'n uitgebreide boetepraktijk bestond na eeuwen. Hoezo Blijde Boodschap?
Maar al lezende kom ik toch interessante visies tegen. Het hoofdstuk blijkt voor een deel onder invloed van het werk van Origenes en zijn leerling Evagrius geschreven te zijn.
Het laat het hele scala van mogelijkheden zien van 'boetedoening' en hoe je ermee kunt omgaan.

De waterdoop en de doop des bloeds (martelaarschap) staan klassiek voorop.
Daarmee bereikt men verzoening met de zonden. Zonden die Cassianus overigens ziet als natuurlijk, als de conditio humanis. Voor je überhaupt aan levensverbetering toekomt (emendatio) wordt eerst een echte ommekeer verwacht (conversio).
Door dat gebeuren word je je pas bewust van de zonde. Dat besef kan verdwijnen door de genegenheid van de liefde (caritas). Ook aalmoezen geven helpt, hoe klein de gave ook is.
De gave der tranen is waardevol, niet zozeer omdat je beseft zonden te begaan maar omdat je je bewust wordt van de geweldige toekomst die voor je openligt.
Ook de tussenkomst der heiligen (intercessio sanctorum) helpt.
Dus de gedachte dat de Moeder Gods ons wel zal redden als we het zelf niet kunnen heeft al oude papieren. (Dostojewski, Reve, Finkers) Wel mooi dat anderen je kunnen redden.
Die gedachte sprak me altijd al aan in mijn tijd bij Justitie.
Jezus deed dat al ten aanzien van 'de goede moordenaar'.
Biechten kan verlossend werken, evenals God Zelf om vergeving vragen.
Die ervaring kan ik bevestigen uit mijn eigen biechtpraktijk.
Zelf vergeven opdat je vergeven wordt, leert Christus ons al in de Bergrede.

Wat ik niet kan begrijpen is dat pijnigen van hart en lichaam verlossend zouden werken.
Daar begrijp ik niets van. Het woord afflictio betekent echt:
pijnigen, beschadigen, teisteren, pesten of heftig slaan.
Ik ben er geen voorstander van en zou er van griezelen als iemand die ik begeleid tot deze daden zou komen uit boetedoening. Ik vraag me af of de ervaring ervan ook maar enige verlossende waarde zou hebben. Misschien ontdek ik dat nog.

Treffend vond ik dat de oude monnikenvader Pinufius benadrukt dat je niet bij je zonden moet blijven stilstaan, maar ze moet vergeten. Je moet die herinneringen verjagen.
Want ze staan de beschouwing van de zuiverheid (contemplatione puritatis) in de weg. Ik zou zeggen dat ze de zuivere contemplatie in de weg staat.
Van Cassianus moet je streven naar zuiverheid des harten.
Alleen de zuiveren van hart zullen God zien, zegt één van de zaligsprekingen.

Bij de zuiverheid des harten lijkt mij vipassana-meditatie heel effectief. Je deïdentificeert je met deze negatieve gedachten en mogelijke daden. Maar goed, wellicht deden ze ook zoiets wel.
De eenzaamheid kan dat gehecht zijn aan het vuil van deze wereld juist versterken en het kan je verstikken met de stank van de ondeugden. Zo kan het wel weer! Ik denk hierbij aan San Juan de la + die dan zei:
Vooruit naar de hemel! Loslaten die handel!

In de discussie kreeg ik mee of ik niet te simpel dacht over deze dingen.
Ik zie veel voordeel in positief denken. Ik gaf als voorbeeld dat Jezus ons zegt dat we een licht in de wereld zijn en dat we dat licht niet moeten verbergen. Je hoeft dus geen (helder) licht te worden. Je bent het al!
Er wordt niets ingewikkelds gezegd of gevraagd.
Anderen zijn van mening dat je ook moet laten staan dat door die ervaring van licht je schaduwkant bovenkomt.
Ik geloof dat Jezus bedoelt dat je steeds meer bewust moet zijn dat je licht bent en dat je dus niet moet focussen op je schaduwkant. Maar, ja, wie ben ik?

Er werd ons gevraagd op een zwart stuk papier een hart te tekenen en je af te vragen wat het met je doet en hoe je dat hart verder zou willen invullen.
Ik tekende in dat hart een kleiner wit hart.
Het hart met het zwart erin ben ik, die gewoon deel in de gebrokenheid van de wereld (het zwart er omheen). Zondaar onder de zondaars (dat is zo, maar niet zozeer emotioneel, meer als een besef dat mensen, ook ik, fouten maken, dingen verkeerd doen).
Maar in ons hart bevindt zich als het ware het zuivere deel van ons hart: God.
Als je beseft dat God de Kern is van je ziel dan ga je ook ervaren dat je leeft in het Hart van God, in onvoorwaardelijke liefde.

Ik was te laat in de schola. Vanmorgen ging ik naar de garage omdat op het dashboard het lampje van de dimverlichting brandde. Het was zo verholpen.
Ik reed weer als het Licht der Wereld! Maar vanmiddag kreeg ik de auto niet gestart.
Iemand van de garage erbij: de accu leeg! Men had een knop aan laten staan waardoor de verlichting bleef branden, maar heel zwak. De stadslichten dus. Ik gebruik die knop nooit.
Les: check je eigen voertuig, voor je het weet gaat je licht uit...
maar vergeet niet jij bent het Licht in de Wereld!