dinsdag 25 januari 2011

De weg van het water

Deze afbeelding is van de Japanse kunstenaar Hiroshige (1797-1858),
De maalstroom van Awa.


Zoals ik al eerder vermeld heb ben ik altijd erg onder de indruk van het water. In de jaren tachtig sierde bovenstaande afbeelding van Hokusai, De grote golf, mijn kamer. Ik leefde in woelige tijden. Ik had het gevoel ten onder te kunnen gaan in de golven van emoties en verdriet. De grote golf deed mij geloven dat je moedig kunt leren doorroeien, zoals ook de roeiers doen in de boot. Niet voor niets werd ook de Fujiyama afgebeeld als middelpunt. In de voorste golf keren de contouren van de Fujiyama ook nog terug.
Deze berg is het ijkpunt in Japan, een centrum van stabiliteit waar je op kunt focussen. Eigenlijk is deze berg het symbool van je eigen centrum. Vanuit dit stabiele middelpunt kun je leren leven. Het is het Stille middelpunt van je ziel, de Stiltekern. Daardoor ben je in staat de meest woelige zee te trotseren met van die grote golven met zijn grijpgrage handjes.
Het doet mij denken aan het Evangelieverhaal over de Storm op het Meer. Terwijl Jezus slaapt, maken zijn leerlingen zich benauwd om de storm en maken hun Heer wakker. Jezus is in staat de zee der emoties en het verdriet, van de paniek en de levensangst tot bedaren te brengen.
Als je je bewust bent van die Stiltekern kun je die stormachtige perioden goed doorleven en veilig de haven bereiken.
Bij gedetineerden bij wie ik werkte was dit een populair verhaal. Ze begrepen heel goed waar het over ging. Als je Jezus vindt in het centrum van je ziel gaat geen zee te hoog. Als je leeft vanuit die Stiltekern, zo stevig als de Fujiyama, dan doorsta je iedere storm.
Enige tijd geleden kocht ik een boek met het werk van Hiroshige. Ik kende de prent van De maalstroom van Awa niet. Het maakte gelijk een enorme indruk op mij.
Wat een indrukwekkende afbeelding. Ik dacht aan de betekenis van mijn voornaam in het Engels. Een eddy is een maalstroom, een draaikolk, een wieling. En hier heb je een enorme maalstroom. Het deed me denken aan het slotverhaal dat Patricia de Martelaere in haar boekje over de dood.

Het verhaal komt uit Zhuang Zi, De volledige geschriften, hoofdstuk 19, IX. In dat verhaal ziet Confucius een man boven bij een waterval staan. De man duikt het water in.
Confucius roept zijn leerlingen en gebiedt hen de man onder aan de waterval te redden.
De man echter komt ongeschonden beneden onder de waterval vandaan. Confucius heeft het idee dat de man over een speciaal Tao beschikt. Maar de man zegt:
Welnee! Ik heb helemaal geen Tao. Er is dat wat ik bij mijn geboorte heb meegekregen, dat wat toen ik opgroeide een stuk van mijn eigen natuur is geworden en dat wat op volwassen leeftijd mijn lot is.
Met de draaikolk ga ik naar benedenen met de tegenstroom kom ik weer naar boven; ik volg de weg van het water, en er is niets dat ik zelf doe. (...) Ik groeide op met het water, en daar ben ik mij thuis gaan voelen, dat is mijn natuur geworden.
Deze man weet dus precies met wat ik bedoel met IJssellandmystiek:
volg de weg van het water en doe zelf niets...